Samenvatting
De kolommenbalans bestaat uit vier kolommen:
1. de proefbalans;
2. de saldibalans;
3. de winst-en-verliesrekening;
4. de balans.
De proefbalans geeft van elke grootboekrekening het totaalbedrag van de bijgewerkte posten aan de debetzijde en het totaalbedrag van de bijgewerkte posten aan de creditzijde. De proefbalans wordt opgesteld met behulp van de gegevens uit het grootboek.
De saldibalans geeft op basis van de proefbalans het saldo per grootboekrekening aan.
Op de winst-en-verliesrekening noteer je alle hulprekeningen van het eigen vermogen.
Daarna bepaal je het resultaat:
· Als het resultaat een nettoverlies is, noteer je het resultaat credit op de winst-en-verliesrekening.
· Als het resultaat een nettowinst is, noteer je het resultaat debet op de winst-en-verliesrekening.
Op de balans noteer je alle rekeningen van bezit en alle rekeningen van schuld, plus het eigen vermogen.
Het eigen vermogen wordt op twee manieren berekend:
· methode 1: Eigen vermogen = bezit – schuld;
· methode 2: Eigen vermogen saldibalans + of – resultaat + of – Privé.
Privé komt niet op de winst-en-verliesrekening en niet op de balans, maar verwerk je in het eigen vermogen.
Voor het afsluiten van de grootboekrekeningen gelden de volgende regels:
Het bedrag waarmee je de grootboekrekeningen afsluit, staat op de balans of op de winst-en-verliesrekening (zie de kolommenbalans).